Om een beeld te krijgen van hoe dieren op de rantsoenen reageren, kunnen we als adviserend dierenarts via penspuncties de pensflora onder de microscoop bekijken. Daarbij meten we ook de ph van het pensvocht.
We kunnen ook serologisch de totale metabole profielen van de dieren bepalen.
Maar om te evalueren hoe de ruwvoeders geoogst zijn, hoe ze bewaard zijn, hoe ze het herkauwen beïnvloeden en hoe ze verteerd worden, daarvoor is een eenvoudig ‘zeven’ van de mest een waardevolle tool.
Een goede samenstelling van de mest verzekert een optimale benutting van het rantsoen.
Hoe gaan we te werk?
Schep een afgemeten hoeveelheid mest in een gewone keukenzeef.Was de mest onder stromend water tot alleen de niet verteerde partikels overblijven. Schuimvorming en/of verstoppen van de zeef wijzen op een overmaat bestendig zetmeel in het rantsoen.
Voor de tweede test gebruiken we een in de handel verkrijgbare mestzeef met 3 onder elkaar geplaatste zeven met steeds kleinere mazen. Schep opnieuw een afgemeten hoeveelheid mest in de bovenste zeef. Was onder stromend water zoals bij de eerste test.
De grootste partikels blijven in de eerste zeef achter, de kleinere partikels in de onderliggende zeven.
De totale niet verteerbare fractie mag niet hoger zijn dan 35%. In elk van de zeven moet ongeveer telkens 30% van deze niet verteerde rest achterblijven.